Nieuwsblad De Bildtse Post

From Wiki_Peter
Revision as of 21:13, 9 December 2016 by Peter (talk | contribs)
Jump to navigation Jump to search

In 2004/2005 Douwe Zwart published a serial article in De Bildtse Post newspaper "De 52 boerenplaatsen aan een 500 jaar oude zeedijk" (52 farmer places along a 500 year old seawall). The articles dated 24/08/2005, 31/08/2005 and 07/09/2005 are of particular interest as they describe the earliest farms of the "van der Meij" family.

A transcript can be found below:

De 52 boerenplaatsen aan een 500 jaar oude zeedijk (dated 24 august 2005)

Zathe en landen Uitwijk genaamd aan de Zandweg

Baernt Bucho abAytta

Na de Westhoeksterweg, de Kadal en de Koudeweg vinden we aan onze rechterhand andermaal een weg, ditmaal de Stadhoudersweg, vroeger Noorderweg geheten en nog eerder ook we! aangeduid met Zandweg. Zo belanden we ook in een andere kavel; de Cansseliers off mr. Baent Bucho cavel, zoals hij in de Bildtrekeningen genoemd wordt. Met deze kavel was lets vreemds aan de hand; het was privé-eigendom van Baernt Bucho. Deze in 1465 te Swichum geboren Bucho was priester van Oldehove te Leeuworden en beklaagde zich in oktober 1515 bij Stadhouder Floris van Egmond over de gang van zaken op het Bildt: “Die Gellersche leggen de landen sulcke biswaringe op, dattet niet een mensche soe koen is, buten steden, op sijn elgendom tho comen. Hebben ook die Ge!lersze 10 of 12 huuszen op den Bildt gebrant, onsen dienstluden, die wij daer tott beschanninge der Bildt hadden gelecht, doetslagen ende gefangen ende noch gefancklickholden; ock soe maecken sij omslagen op den platte landen om gelt te crijgen.” Baernt (of Bernardus) Bucho ab Aytta werkte van 1499 tot 1515 als raad aan het Hof van Friesland en was rond 1520 pastoor te Leeuwarden. Hij adopteerde zijn neef Wigle (dr. Vigilius ab Aytta), later topambtenaar aan het hof van Kavel V. Van de keizer verwierf Bucho in 1516 het recht van vruchtgebruik van 100 morgen Bildtland zonder daarvoor huur te betalen, voor bewezen diensten, Deze bonus genoot hij levenslang. Bucho overleed in 1528. Volgens bewaard gebleven stukken betreffende de meting van het Bildt in 1509, werd het land de Cantzlers cavel genoemd. Dus de bedijkers (de heren Wijngaerden en Beuckelaer) verpachtten dit aan de kanselier die het dan weer onderverhuurde. Later waren Baernt Bucho en Harman Koenen de pachters van 217 morgen en 169 roede, waarvan Bucho dus 100 morgen tot zijn eigen profijt had. Bucho inkasseerde dus zeif de pacht. Wie de pachters waren is onbekend. Ook de ligging van deze Buchokavel is niet helemaal duide!ijk. Hij lijkt versnipperd te zijn, maar het land ten oosten van de Stadhoudersweg, gelegen tussen de OBD en de Van Harenstraat zal naar alle waarschijnlijk de bewuste 100 morgen zijn geweest. De Cansseliers off mr. Baerit Bucho werd in het oosten begrensd door een kaarsrechte sloot die de lijn OBD 328 - Grietmansstraat volgt.

De familie Van der Meij

Niet eerder dan in 1536 vinden we dan een echte pachter: Frans Jansz van der Meij woonde op de boerderij in de hoek van OBD en Stadhoudersweg. Hijwas getrouwd met Claesge Damus. Hij was hier pachter van 24 morgen en 38 roede direct aan de Oudebiltdijk gelegen, “benevens een waterkreeck van 292 roede”, dus van bijna een halve morgen (ongeveer 48 are). Dat was een aardig vijvertje! Voor 1554 verwierf hij het pachtrecht van ongeveer 6 morgen van Hendrick Jans Vermeije (= Van der Meij), een broer van hem en bovendien buurman (zie volgende week), Nadat hij voor 1566 het pachtrecht van nog eens ruim 2 morgen kocht, komt Frans Jansz van der Meij in de Bildtrekening van 1574 hier als pachter voor met 32 morgen en 228 roede. Ook was hij nog pachter van de kreek, alsmede van onbedijkt Bildtland. In 1547 pachtte hij extreem veel buitenbildtland; kavel 27, 26, 25 en 24 werden door hem gepacht. In 1574 gebruikte hij bij zijn boerderij kavel 23 en 22 die respectievelijk ten wesren en ten oosten van de Schuringaweg lagen. Voor 1600 vertrok Frans Jansz van der Meij naar Marssum. Op de onlangs herondekte Gabbemakaart van 1584 staat Lenert Fransz als pachter bij deze boerderij geschreven. De plaats behelsde toen 38 morgen op het Oud Bildt. Lenert was een zoon van Frans .Jansz van der Meij en Claesge Damus en trouwde met Adriaentijen Claes Barthoutsdr, een dochter van de boer aan de Koudeweg (nu Van der Staag, Koudeweg 21). We weten dat de Bildtrekeningen van 1575 tot 1628 ontbreken. We kennen de pachter in 1574 bij naam. In 1629 was Arien Jorisz hier pachter. Kunnen we de ontbrekende jaren invullen? Ja dat kan. Rond 1600 was hier Jan Fransz van der Meij pachter. Hijwas een broer van Lenert die we hier in 1584 op de Gabbemakaart aantroffen. Jan trouwde met Dieuwke Philips en zij kregen zeven kinderen, onder wie Philippus Jansz van der Meij. Deze Philippus is omstreelcs 1560 geboren en trouwde met Aeff Jansdr, destijds weduwe van Cornelis Dominicus. Toen Philippus het tijdige voor het eeuwige inruilde, was de huwelijkslust van Aeff nog niet geblust. Zij trouwde toen voor een derde keer en nu met Adriaen Jorisz en zo zijn we thuis bij de pachter van de plaats die we hier behandelen: ArienJorisz. Hij pachtte in 1629 hier 16 ½ morgen en de complete 23ste kavel van ongeveer 27 morgen (lag/ligt direct ten westen van de Schuringaweg). In 1638 toen de Staten van Friesland het Nieuw Bildt verkochten, werd Mien Jorisz koper van kavel 23. De Oudbildtplaats kocht hij echter niet. In 1640 was de weduwe van een zoon van Arien Jorisz stembouder. De overleden zoon heette Joris Ariensz en hij was getrouwd geweest met Antie Gossesdr. In 1655 stond een broer van Joris Arien Jorisz hier als pachter te boek. Hij heette Cornelis Arien Jorisz. Met nog een andere broer Pijter Arien Jorisz was hij eigenaar van kavel 23. Cornelis trouwde met Ijttie Andeles en zij kregen drie kinderen; Arien, Antie en Andele. Die kinderen waren in 1670 stemhouder. Ze waren dat in 1666 ook reeds als minderjarige wezen. Omdat hun navel nog op kniehoogte zat, werden er curatoren aangesteld die minitueus alle inkomsten en uitgaven registreerden, hij voorbeeld ook van reparaties aan huis en schuur. We graaien in de weesboeken van het nedergerecht.

“Reparatieën”

“Int jaer meij 1669 verschenen heeft Hijlke Tiaerdts als huurder gededuceert: eerstelijk voor pacht, floreen samptdijx ende gemeentscosten, bij hem uijtgeleght: 582-17-2 (respectievelijk caroliguldens, stuivers en penningen - DZ). Sake des jaars vervallende pacht, floreen, dijx en gemeentscosten, item nog bij den huurder verstrekt aan noodwendigheden vanden huisinge en sate: 119-0-2. ltem nog 30 caroligulden bij hem uijtgeleght voort slotten vanden put bij het huis. Ende alsoo den rendant Gosse Joris aanden huurder heeft gestelt in contanten gelde 200-0-0 die haer competeerden van diverse oncosten wegens den kinderen landen door inbreuck der dijk vervallene. Isbrand .Jansen houtcoper betaalt ter sake bout aenden rendeerden huisinge noodwendig geconsumeert, totte reparatie dies venluit, specificatie en quitantie 6 november 1667: 127-17-12. Dirck Pietersz guardenier aen Jacob Parochie betaalt voor hagedoorn bomen opden kinderen sate gebracht, specificatie en quitantie 19 maij 1667: 14-8-0. lsbrant Jansen timmerman betaalt voor arbeijtsloon en geleverd hout ende spijckers, specificatie en quitantie 28 maij 1667: 22-22-12. Hendrick Jacobs Hollander betaalt voor decken totte kinderen huijsinge gebesigt, quitantie 3 julij 1667: 33-0-0. Reijn Ruljrdts betaelt voor vraoht van decken totte kinderen huijs: 1-16-0. Hendrik Harmens glasmaker betaalt verdient aenden kinderen huijsinge, quitantie 17 september 1667: 7-15-0. l,Jdtie Jan Smits betaalt voor gelevert ijserwerck aanden huijsinge: 2-6-0. lJdtie voorsegd noch betaelt ter causa voornoemt, quitantie 13 martij 1668: 7-12-0. Reijn Sijdses tighlaar betaelt voon clinckers stien, volgens specificatie en quitantie 20 november 1667: 35-0-0. Arien Cornelis betaalt voor deckloon aanden rendeerende huijsinge verdient, quitantie 8 Martij 1669: Arien Cornelis Decker betaelt voor deckloon: 3-5-0. IJdtie Jan Smidts wedue betaelt voor geleverd ijserwerck en arbeijts!oon aanden kinderen buijsinge: 4-10-8.” Comelis Hendrix betaalt verdient deckloon aanden huijsinge de rendeerenden toebehorende, quitantie lO februarij 1670: 4-0- 0. Sijbren Riemers betaa!t voor timmeren aanden kinderen huijsinge verdient, quitantie 6 julij 1671: 7-8-0. IJpe Comelis smid betaalt voor ijserwerck aanden kinderen huijsinge gelevert, guitantie 6 julij 1671: 8-19-8. Betaelt voor kalck en andere matrialen aanden huisinge geconsumeert, qultantie 6 julij 1671: 5-11-8. Hendrik Harmens betaelt voor ferven aanden kinderen huijsinge, quitantie 6 Julij 1671: 6-7-0. Is- brand Jansen timmerman ende boutcoper betae!t voor hout ende arbeijtsloon aanden kinderen huijsinge gelevert, quitantie 4 julij 1671:93-7-0”. We laten de verdere uitgaven van “hout, spijckers, deck, glas, ijserwerck, clinckers, kalck en ferv” voor wat ze ziin. De weesboeken reppen ook over een huurcontract met Hijlke Tiaerdts waaruit blijkt dat hij reeds vanaf 1661 huurder was van deze plaats die toen omschreven werd als “de sate ende binnen landen, groot drie en twintigh en een vierendeel morgen old gepacht Billandt en dartien en een half morgen eijgen nieuw Blllandt onder den sate behorende”.

Verkoop

Ook in een morgentalboek van 1674 komen de drie nagelaten kinderen van Cornelis Arien Joris en Ijtie Andeles voor; de plaats bestond toen uit 23 morgen en 159 roede land op het Oud Bildt. Be kinderen en hun kinderen bleven vooreerst eigenaar van het pachtrecbt. Zij waren ook eigenaar van OBD487 (nu Teun S. de Jong, zie 500 x 52, aflevering 29). ln 1710 verkochten zij beide plaatsen. Doordat er eigen Nieuwbildtland bij gebruikt werd, hebben we een proclamatie kunnen vin-den: “Over ‘t gerechte de 1e proclamatie gedaan den l7 Maart 1710- De burgemeester Rein Sickes Menalda cum uxone begeren bode en consent op de coop van de twee gecochte darde parten van navolgende sathen en landen met de huisingen, schuiren, luttichhuijs cum annexis daarop staande met hovingen, bomen en plantagie van d... soo en als het nog ongescheijden en ongedeelt over hoogh en laag de vercopers voor twee darde parten, en Arjen Comelis des helft oom voor de resterende darde part is aan heerft en toebehorende, staande en gelegen onder anna parochie en bestaande voor eerst in een plaats bij vorengenoemde Aijen Corneis bewoondt, waarvan de gepachte state Billanden alwaar de huisinge opstaat groot is drie en twintig morgen een hondert negen en vijftig roeden of anders soo groot of klein als ‘s heren Rentemeesters register is meldende, hebbende de erven van Pijter Hendrix ten oosten en zuiden, de rijdweg ten westen en de oude dijk ten noorden, dog is hier onder begrepen een stuck greide in de suijdhoeck van anna parochie gelegen, voorts mede de grond en eigendom van 13 morgen 337 roeden nieuw Billand sijnde de westerse helft vande 23 cavel, beijde beswaart met twee jaren huir Arjen Cornelis daar aan competeerde met jaanlijx van elk morgen gerede 27½ caroligulden, ......de noch ses morgen 468 roeden nieuw Billand sijnde de helfte van de oosterse cavel met de kinderen van ... Oldaens mandelich en bij Obbe Jetsis in huire wordende gebruickt en beswaart met vier jaren huir ‘s jaars van ijder morgen te huir betaalende vi,jf en twintigh caroligulden en vijf stuivers (...)

Schulden

Rein Sickes Menalda, destijds vroedsman te Harllngen was aldaar in december 1700 getrouwd met Lijshet Hiddes Baas. Zij kregen een dochter Aaltje. in 1728 waren moeder en dochter eigenaar van huis en schuur met 32 morgen en 409 roede Oudbildtland. Ruim 20 morgen lag aaneen direct ten oosten van de Stadhoudersweg. Verder twee losse stukken aan en ten oosten van dezelfde weg, maar meer zuidelijker gelegen. De rest van het land lag verspreid aan weerskanten van de Hemmemaweg. Aaltje Menalda trouwde In 1734 voor het gerecht te Harlingen met dr. Mathias Smit. Hij was advocaat te Francker en weduwnaar. Aaltje erfde het pachtrecht van deze plaats die nu 33 ½ morgen op het Oud Bildt bedroeg. Op de Statenkaart van 1735 staat de kophals-rompboerderij evenwijdig aan de OudeBildtdijk getekend met het huis in oostelijke richting. Aaltje Menalda werd in 1753 eigenaar van dit land toen de Staten van Fdesland het Oudbildtland verkochten. Ze betaalde vaar 32 ¾ morgen 5.123 caroligulden, 10 stuivers en 8 penningen. De jaarpacht bedroeg ruim 256 caroligulden. Aaltje Menalda en dr Mathias Smit kregen een zoon. Hij heette Rein Smit, was secretaris van Barradeel en erfde deze plaats in 1790. Hij liet hier in 1791 een nieuwe boerderij bouwen. De ankers in de Westmuur getuigen hier nog van. Secretaris Smit had schulden en in de Leeuwarder Courant werden in februari 1797 de schuldenaars en schuldeisers van zijn boedel opgeroepen. Er werd een curatorium ingesteld en er volgde verkoop. Uit een koopbief van 21 april 1797 destllleren we het volgende: “Jan Hannemna coopman en Jacob Wassenaar notaris en Simon Wijma procureur, allen te Harlingen woonagtig, als geauthoriseerden curatoren over den geabandonneerden boedel van Rein Smit, old secretaris van Barradeel, woonagtig te Sexbierum en alzoo in die qualiteit bekennen met deezen publijcq bij strijkgeld verkogt en in waaren eigendom overgedragen te hebben aan Arjen Boijens en Claasje Claases echtelieden en huislieden en erfgezeetenen onder St. Anna Parochie navolgende vastigheden onder voorschreeven Parochie geleegen:

Uitwijk

1. zeekere uitmuntend hornleeger ten deezen stemgeregtigd op no 18 met de huisinge, schuire, hovinge, boomen en plantagie cumn annexis, Uitwijk genaamd, groot ongeveer twee morgen zijnde de huizinge en een gedeelte der tuin door de eigenaar zelve en ‘t overige gedeelte der tuin en hovinge door Frederick Hans als huirder gebruikt volgens huurcontract daar af zijnde (...); 2. twee en een half morgen bouwland zijnde aardappelland; 3. twee en drie vierde morgen met klaaver bezaaijd; 4. twee en drie vierde morgen bouwland bezaaijd met rogge; 5. twee en drie vierde morgen bouwland onbezaaijd; 6. drie morgen bouwland bezaaijd met garst; 7. drie morgen bouwland onbezaaijd; 8. een en tweede morgen bouwland bezaaijd met rogge; 9. een kamp land zijnde oude greide, groot ongeveer een half morgen; 10. een morgen bouwlands geleegen aan de noordkant van de oude dijk op het nieuwe Buldt onbezaaijd, vrij van reed en drift hebbende tot naastleegers de oude dijk ten zuiden, W. van Harens erven ten oosten, verkoopers ten noorden en de rijdweg ten oosten; 11. vier morgen dito aan twee stukken.” Dan volgen er talloze condities. We citeren er eentje: (...) dat de coopers aan den teegenwoordige bewooners van het 1e percheel, Bauwe Folkerts cum uxore, moeten gunnen het regt van lnwooninge aldaar tot aan 12 maij 1798 of aan deselve bezorgen een andere wooning tot wederzijds genoegen.” De net geciteerde koopbrief van 1797 is het oudste document waarin gewag wordt gemaakt van de naam Uittwijk, maar de naam kan natuurlijk wel ouder zijn. Hij refereet aan de drukke scheepvaart van eertijds. Uitwijken betekent uit de weg, opzij gaan. De Uitwijk is kort voor uitwijkhaven, een plaatselijke verbreding in en kanaal of vaart waar schepen elkaar kunnen passeren of stil gaan liggen. Op de Statenkaart van 1735 zien wij een brede opvaart ten oosten van Stadhoudersweg 80 en loodrecht op de Oudebildtdijkstervaart liggen met twee korte maar brede inhammen, weer haaks op die opvaart gelegen, dus oostwest lopend. Deze situatie onderbouwt in onze ogen de uitleg van de naam.

Longziekte

Arjen Boijens Wassenaar en Claasje Clases Kuik overleden binnen vier dagen in het najaar van 1798. Hun zoon Klaas Arjens Wassenaar erfde deze plaats. Hij was assessor van het Btldt, getrouwd met Brechtje Jans Wassenaar en hii stierf in 1833 kinderloos. Een achterneef en naamgenoot erfde toen deze plaats. Hij was een zoon van Arjen Martens die een zoon was van Marten Arjens die een broer was van de overleden assessor. Klaas Arjens Wassenaar en Brechtje Jans Wassenaar waren boer en boerin in de Westhoek (OBD 1059, nu P.J. Swart) en eigenaar van OBD 487 (nu T. de Jong) en lieten de plaats die we hier bespreken bemeieren. Door wie is niet bekend, maar in 1810 woonde hier werkman Jeremias Gaukes die zich in 1811 met de verplichte naamsaanneming, naar zijn beroep, Meijer noemde, terwiji hij toch een zoon was van Gauke Reins Kuiken. In 1820 word zijn schoonzoon Folkert Wijgers Hoppinga hier meier. De in 1793 te Beetgum geboren Folkert was in 1818 getrouwd met Neeltje Jeremias Meijer. In 1838 verlieten zij de plaats. In december 1837 verscheen in de Leeuwarder Courant een advertentie: “Bij besloten briefjes te huur voor 7 jaar van mei 1838- 1845 de zathe en landen Uitwijk genaamd, met huis en schuur, no. 55, horneleger, hovinge, tuinen en singels, groot ruim 44 bunder bouw- en greidland, waarvan de huizinge en ‘t grootste deel der landen aan de Oude Dijk en de Zandweg op ‘t Oud-Bildt onder St Anna Parochie zijn gelegen en de rest op ‘t Nieuw-Bildt onder St. Anna Parochie, thans door Folkert Wiegers Hoppinga bemeijerd. Conditien bij Notaris W. Kujpers te Vrouwen Parochie, waar de briefjes werden ingewacht voor 12 december.” Na het boerenboelgoed op 2 april 1838 betrok landbouwer Jan Sjoerds Tuinhof de boerderij met zijn vrouw Antje Pieters Havinga. Hij was geboren te Minnertsga, zij in Holwerd. Ze kwamen van Firdgum naar hier. In 1850 heerste er onder het rundvee op het Bildt de longziekte. Bij Tuinhof moesten zes van de 16 runderen worden afgemaakt. In 1861 overleed moeder Antje. Twee jaar later blies vader Jan de Iaatste adem uit. Pieter Jans Tuinhof, de oudste zoon vertrok met zijn vier broers en zusters in mei 1864 naar Tzummarum. Ondertussen was de plaats weer voor zeven jaar te huur aangeboden. Jacob Klazes Haima werd huurder. Hij en zijn vrouw Antje Pieters Anema kwamen van Sexbierum. In 1869 verhuisden ze reeds, naar Wijnaldum. Toen kwam Gerrit Gerrits Postma hier wonen. Hij was getrouwd met Trijntje Mijntjes Tjepkema die ondertussen eigenaar van de plaats was geworden.


De 52 boerenplaatsen aan een 500 jaar oude zeedijk (dated 31 august 2005)

Zathe en landen Uitwijk genaamd aan de Zandweg

Familie Van der Meij

We zijn toe aan de tweede boerderij ten oosten van de Stadhoudersweg met, na de Fonteinplaats en de Uitwijk, wederom een intrigerende naam van een Oudbildtboerderij onder St.-Annaparochie: Haanburg. Waar die naam vandaan komt, zullen we lezen, We richten een lamp van 500 watt op: Oudebildtdijk 331. Net als de vorige boerderij lag ook deze in de Buchokavel en dat houdt in dat in 1515 reeds Baernt Bucho hier pachter van het land was, zonder daar pacht voor te betalen (zie ook 500 x 52, aflevering 34). Uit de Bildtrekeningen vissen we niet eerder dan in 1536 een pachtersnaam: Heijndrick Jansz van der Meij. Hij pachtte hier een plaats van 25 morgen en 262 roede. Heijndrick was een broer van Frans Jansz die we vorige week tegenkwamen als pachter van Stadhoudersweg 80. Het is trouwens niet raar om te veronderstellen dat Baernt Bucho in 1515 reeds al zijn landerijen die aan de destljds nicuwe zeewering grensden, verhuurde aan Jan van der Meij, de vader van de genoemde broers die we hier dan beiden rond 1536 aantreffen en die dan elk een boerderij bewonen, Deze veronderstelling wordt aannemelijk gemaakt door het felt dat de oosterlijker gelegen boerderij (OBD 319) in de periode 1527 - 1546 ook werd gepacht door Jan van der Meij. Heijndrick Jansz van der Meij pachtte in 1554 ook kavel 21, groot 28 morgen en 33 roede. (Kavel 21 lag/ligt recht tegenover de boerderij die we hier behandelen .) Voor 1554 verkocht Heijndrick het pachtrecht van ruim 6 morgen aan zijn broer Frans. In 1566 pachtten Heijndricks jongste weeskinderen ruim 19 morgen, dus was hijzelf kassiewijlen. Op de kaart van 1570 vinden we de naam van een van die weeskinderen terug bij de boerderij die we nu behandelen: Cornelis Hendricksz van der Meij. Deze Cornelis was ook pachter van de oostelijker gelegen boerderij. Nee, beide plaatsen waren destijds niet een. Op genoemde kaart staan twee boerderijen getekend, maar slechts één gebruikersnaam vermeld. In de voorlopig laatste Bildtrekening (van 1574) staan de pachters en morgentallen vermeld als ‘Hendrick Vermeijen jonxte weeskinderen’ met ruim 17 en Conelis Henricxz Vermeije met ruim 2 morgen. Op de recent herondekte kaart van Gabbema uit 1584 vinden we hier Damas Fransz, een meer dan waarschijnlijk zoon van Frans Jansz van der Melj en Claesge Damusdr, boer en boerin op de westelijker gelegen boerderij (Stadhoudersweg 80). Damas Fransz was hier in 1584 pachter van 49 rnorgen. Dat aantal kunnen we voorzichtlg ontleden in plusminus 19 morgen van de boerderij die we hier bespreken, ongeveer 20 morgen van de oostelijker gelegen boerderj en dan nog 10 morgen die zuidelijker moeten hebben gelegen, dus direct ten noorden van St.-Annaparachie dat destijds geringer in omvang was.

“Vleeschelijck bekent hadde”

Dan slaan we wederom tig jaren over, immers de Bildtrekeningen tot 1629 zijn er niet meer. Maar ook in 1629 vinden we deze keer geen aanknopingspunten. We kunnen de pachtersnamen van 1574 en 1629 niet koppelen. Morgentallen komen niet met elkaar overeen. De enige persoon die mogelijkerwijs in aanmerking komt om hier land te hebben gepacht, is ene Jacob Jansen Finck (23 morgen en 114 roede). Ook uit de naamlijst van stemhouders die in het oudste stemkohier van 1640 voorkomen, kunnen we niet met zekerheid de bewoner van deze boerderij bepalen. Pas in een proclamatieakte van 1646 wordt een gebruiker genoemd. Hij was Arien Claes Hendricks, een zoon van Claes Hendricks en Jannichie Arien Scheiffdr. We hebben echter redenen, vage weliswaar, om aan te nemen dat deze en de oostelijker gelegen boerderij reeds eerder beide werden gepacht door Daem Jansz, bijzitter (wethouder) van het Bildt. hij zou dan rond 1600 elgenaar zijn geweest van het pachtrecht van maar liefst vier boerderijen, alle gelegen in het kwadrant Oudebildtdijk – Langhuisterweg – Middelweg - Stadhoudersweg, te weten OBD 331 (nu Dirk Swart), OBD 319 (nu Frans Palsma), OBD 287 (nu Sijbe Stapert) en Middelweg-oost 118 (nu timmerbedrijf Johannes Dijkstra). In 1647 verwierf Claes Harrents in naam van zijn vrouw het pachtrecht van deze plaats, Hij was ook eigenaar van de plaats ten oosten van deze die hij geerfd had van zijn vader Harrent Claes (OBD 319, volgende week meer daarover). Zoonlief verhuisde dus van daar naar hier. De doopsgezinde Claes Harrents was in 1633 voor het gerecht getrouwd met Aechie Daem Jans. een dochter van bovengenoemde bijzitter. Claes Harrents trouwde in 1653 met Jannichie Ulbedr en weer tien jaar later met Tettje Cornelisdr, maar toen had hij het pachtrecht van deze plaats reeds verkocht. Trouwens Claes Harrents had voor zijn eerste huwelijk ook al een verhouding met een zekere Tied Gerritsdr. Zij was lidmaat van de kerk te St.-Anna en werd ter verantwoording geroepen door de kerkraad. Uit een stoffig boek citeren wij: “13 Junij 1633 - Dat sij Claes Harrents belofte belooft hadde en dat sij malcander ook al vleeschelijk bekent hadde, waerom bij den Kerckenraedt beslooten is in de vreese des Heeren, dat sij Tied Gerrijts een Leedemaet der Gereformeerde Gemeijnte sijnde, seer qualick ende onstichtelijk gedaen heeft ende dat sij niet en sal werden tot het Hellige nachmael toegelaten voor sij openbare schuitbekentenisse voor die gemeente had gedaan.” En op 26 januarl 1634 noteerde de scribent in niet minder sierlijk handschrift: “Den 26 Januarij 1634 heeft Tied Gerrijts haer schult voor den manspersonen leedematen sijnde in ‘t koer des kercks bekent (...)”. In oktober 1662 verkocht Claes Harrents “mede voor zijn kinderen bij wijlen Aechie Daems in echte getogen aen Jan Feijkes dorpsrechter van St. Annabuiren en Antie Ekedr, echteliedcn, sampt Henrik Feijkes de Wit, burger vaendrich tot Harlingen en Geertie Jacobsdr, echtelieden, tesamen de bruijckwaer van mijn en mijn kinderen stede Billand groot 24 ½ morgen met huijs en schuir, luttuichuijs etc aen Olde Dijck onder St. Anna parochie, hebbende de copers ten oosten, Jacob Pieters ten suijden en Cornelis Ariens kinderen ten westen.” Spoedig was Jan Feijkes alleen eigenaar van het pachtrecht.

Mutzarda

Jan Feijkes IJsselstein was dorpsrechter en ontvanger te St.-Annaparochie en in 1658 ook eigenaar geworden van de oostelijker gelegen boerderij (OBD 319). Hij liet beide plaatsen bemeieren, door wie is onbekend. Voor of in 1684 overleed de dorpsrechter en zijn erfgenamen verkochten de plaats. We hebben een hypotbeekakte gevonden: “Maij 1684 — Dr. Felco IJsselstein medicus ordinaris tot Leeuwarden, Cleijs Lanting appotecarius tot Harlingen als vader van zijn kinderen bij Auckjen IJsselstein in echte verwekt, en wij samen als curatoren over Ebeltie Jans IJsselsteins minderjarighe kinderen, sarnen erven wijlen Jan Feikes IJsselstein en Antie Eekes in tijden echtelieden te Anna parochie, verkopen aan Hans Pijtters en Jancke Pijbes echtelieden aen de Nieuwe Dijk onder voormelde parochie de eigendom van de heerlijcke nleuwgebouwde huisinge en schuire, luttickhuis, hovinge, bomen en plantagie, ruigh en ruighsherne (...) mette overdrachte ofte pachtrecht van vier en twintigh en een half morgen olde gepachte State Billand, staande en gelegen aen de olde dijck onder Anna parochie, hebbende de heer grietman Haren ten oosten, de erven van Cornelis Ariens ten westen, de olde dijk ten noorden, tegenwoordig bij Joannis Jacobs cum uxore als huirders bewoont en gebruickt, doende ‘s jaars te huir negen en twintigh caroligulden ‘t morgen.” De van Wijnaldum afkomstige Hans Pijtters enJancke Pijbeshetaalden 195 caroligulden per morgen (inclusief bebouwing) voor de nieuwe aanwinst. Zij waren boer en boerin aan de Nieuwebildtdijk waar zij een plaats bemeierden (NBD 327, nu gebroeders Ferwerda), maar zijn na de huurjaren van Joannis Jacobs verhuisd naar de hoerderij die we hier nu bespreken. Kerken armvoogd Hans Pijtters overleed tussen 1692 en 1696, vandaar dat we in het stemregister van 1698 Jancke Pijbes als stemhoudster van deze plaats tegenkomen. Jancke Pijbes Mutzarda (want zo heette zij voluit) was eerder te Franeker getrouwd geweest met Sijmen Saskers en de kinderen Pijbo, Folkert, Hiske en Sasker Sijmens erfden de plaats in 1699. Twee jaar later verkochten zij de Oudbildtplaats die ondertussen 311 ½ morgen groot was, aan Pijtter Henrix van der Meij en IJbeltie Pijtters, echtgenoten die de plaats reeds gebruikten. Zij betaalden 225 caroligulden per morgen (weer inclusief bebouwing). Derhalve een toename van 30 caroligulden per morgen in 17 jaar. De kinderen van Pijtter en IJbeltie waren in 1708 eigenaar van het pachtrecht en in 1718 nog. Zoon Claas Pijtters van den Meij stond in 1717 te boek als huisman onder St.-Annaparochie en zal naar alle gedachten hier herenboer zijn geweest. Zoon Hendrik Pijtters van der Meij was als schipper in dienst bij de Oost-Indische Campagnie en zoon Waling Pijtters was huisman onder St.-Jacabiparochie. Behalve een zoon Pijtter waren er nog de dochters Pijtie, Geertie, Dieuwertie en Maertie Pijtters van der Meij. Het bezit bleef massaal en rond 1720 verkochten de nog in leven zijnde kinderen de plaats aan AijseArjens Mahui, een rijke koopman te Harlingen. We zijn hem eerder tegengekomen; Groot Mahu is naar hem vernoemd zoals we in 500 x 52, aflevering 5 van 2 februari jl. hebben gelezen , Gebruikers en pachters Zoon Feddrik Aijses Mahui erfde de plaats rond 1743. hij woonde te Harlingen en was volgens een belastingkohier in 1749 “wel bemoedight” maar had geen kinderen. In 1752 toen de Staten van Friesland het Oud Bildt verkochten, werd Mahui eigenaar, nu dus niet slechts van het pachtrecht, maar van de grond. Hij kocht deze plaats en Groot Mahu in de Westhoek onder St.- Jacob samen voor ruim 6549 caroligulden. De kinderen van zijn overleden neef Feddrik Tjercks Nieuwenhuis en van nicht Baukjen Tjerks (gehuwd aan Willem Mouter) erfden het huis en de schuur met 30 ¾ morgen Oudbildtland (er werd geen land op het Nieuw Bildt bij gebruikt). Bij boedelscheiding werd de plaats toegewezen aan Evert Feddriks Nieuwenhuis, “old capitain ter Recherge” te Harlingen. Een dochter van hem, Geertruida Nleuwenhuis trouwde met Jacob Roorda en hij was van 1778 tot april 1801 uit naam van zijn vrouw eigenaar van de plaats. Roorda bezat meer boerderijen: eentje ten westen van de Stadhoudersweg (nu Willem Brouwer) en de boerdenij ten oosten van de degene die we thans bespreken (volgende week meer daarover). We zagen zonet dat Claas Pijtters van der Meij in 1717 gebruiker was van de plaats. In 1728 was ene Arien Gerrits dat. Hij was dat in 1748 nog. Tien jaar later was Jan Cornelis pachter. (N.B. Met de verkoop van het Oud Bildt in 1752 werd de pachter de eigenaar en daardoor noemen we de gebruiker voortaan de pachter.) In 1768 luisterde de pachter naar de naam van Joris Jans Boetzer, waarschijnlijk een zoon van eerdergenoemde Jan Cornelis. In 1762 trouwde hij met Rikstje Gerrits (geen kinderen) en in 1772 met Neeltje Douwes (een zoon). In mei 1784 werd Cornelis Jans pachter. Hij was dat tot mei 1804. In de Franse tijd verkochten Jacob Roarda en zijn vrouw al hun bezittingen op het Bildt:


We hebbén een koopbrief van 15 april 1801 gevonden: “Jacob Raorda en Geertruida Nieuwenhuis egtelieden woonachtig te Harlingen verklaaren door hunnen gevolmachtlgde Sipke Sjoerds cum sociis als daar toe speciaal gequalificeerd ingevolge assurantiecontract door de egtelieden gepasseerd in dato den 16 Januarij 1801 uit der hand verkogt te hebben aan Okke Dirks en Trijntje Heernds egtelieden onder St. Jac Parochie een heerlijke zathe en lanen met huisinge, schure, hovinge, boomen en plantagie, groot na naam faam negen en dartig drie vierde mogen zoo bouw als greijdeland staande en geleegen aan de Oude Dijk onder St. Anna Parochie bij Cornelis Jans cum uxore als huurders in gebruik die daar aan huiringe competeerende tot den 12 Maij 1804 volgens huurcontract waar naar de koopers zullen hebben te reguleeren, belast met floreen en gemeentsomslagen, hebbende Brant Sijbrens ten oosten, Albarda erven ten zuiden, Arjen Boijens erven ten westen en de Oude Dijk ten noorden(...)”

De dlkke boer

Okke Dirks en Trijntje Berends verhuisden van het Franeker land naar hier. Zij bewoonden de Franeker plaats in de hoek Oudebildtdijk-Kadal (zie 500 x 52, aflevering 17). Okke:Dirks overleed en in 1811 verkocht Trijntje Berends “een zathe onder St. Anna groot 34 morgen voor f 26.000,=” aan Atte Kiazes Wiglama en Dirk Everts Siderius. Atte Wiglama was getrouwd. met Sjoukje Jahannes Gorter, en Dirk Siderius met Grietje Johannes Gor ter. Zij waren dus zwagers. In 1818 Atte Wiglama alleen eigenaar. Een zoon van hem, Johannes Attes glama woonde hier In 1811. Hij trouwde in 1826 in Barradeel met Gaatske Jans Dankert. In datzelfde jaar verkochten vader en zoon Wiglama de geheel vernieuwde boerderij met ruim 30 hectare land voor f.15.114,= te aanvaarden mei 1827. Koper was IJde Frederiks de Haan, wonende te Lemmer en gehuwd aan Wijpkjen Jentjes Stapert. Pachter werd Sijberen Reinders Schat. Hij was een zoon van Reinder Pieters en Antje Brands, bewoners en eigenaars van de oostelljker gelegen boerderij en was aldaar geboren 1802. In juni 1826 trouwde Schat met boerendochter Elske Jans Lont. Zij kre gen in 1831 een zoon die reeds in april 1832 overleed. Op 5 maart 1833 werd een tweeling geboren. Dochter Maartje en zoon Jan overleden op de negende, slechts vier dagen oud. Twee dagen later overleed moeder Elske. Vader Sijberen Reinders Schat bleef alleen achter. Hij overleed hier op 10 februari 1876, alleen. Sijberen Reinders Schat was akkerbouwer en veehouder. In 1854 had hij hier elf runderen op stal staan. Hij was gemeenteraadslid, volmacht van het Oud Bildt en kerkvoogd. Hij stond velen bij met raad en daad en holp waar hij helpen kon. Hij werd de dikke boer genoemd. Ds. François HaverSchmidt, beter bekend als de dichter Piet Paaltjens, hield in zijn leven vele lezingen en soms was het onderwerp ‘dikke mensen’ en dan werd boer Schat ook te berde gebracht. HaverSchmidt toonde dan veel geestig medelijden met zijn corpulente tijdgenoten die het zo zwaar hadden op hun levensweg. Van Schat bestaat een geschilderd portret met als onderschrift ‘wegende 306 pond’. In februari 1876 adverteerde “B.R. Schat mede namens broeder,zusteren en verdere betrekkingen: Heden morgen omstreeks 8 uur is tot onze innige droefheid, na eene ziekte van slechts enkele dagen, plotseling overleden, onze beminde broeder Sijberen Reinders Schat, weduwnaar van Elske Jans Lont, in leven landbouwer alhier. Hij bereikte den ouderdom van 73jaren en 9 maanden.”

Haanburg

Ondertussen was IJde Frederiks de Haan overleden en erfde dochter Antje Sleeswijk de Haan huis, erf, bosch, laan, weide en 37,632 hectare land. Zij was getrouwd met Anske van der Plaats, notaris te Leeuwarden. In april 1876 betrok landbouwer Dirk Johannes Swart de boerderij. Hij was getrouwd met Sjoukje Ages Koopmans en zij verhuisden met zoon Johannes en dochter Antje van Beetgum naar hier. Pachter Dirk Johannes Swart was in 1842 te Klooster Anjum geboren. Hij was een broer van Willem .Johannes Swart die op Groot Mahu in de Westhoek woonde. In 1877 werd hier na ruim vijftig jaar wederom nieuwbouw gepleegd. Een soort van gedenksteen bij de stoep bij de voordeur herinnert daar nu nog aan. In een doodgewone baksteen staat gegrift: Herbouw in 1877 door J.D. Swart. Graffiti uit de l9de eeuw - een markant voetspoor van de toen zevenjarige zoon Johannes. Er verrees een boerderij van het karakteristieke Noordwestfriese type, met een inrit in de westelijke vleugelmuur en in de oostelljke een keldervenster. Onder de kroonlijst met consoles waren drie zaadzoldervensters aangebracht. Dat verschilt nog al met wat er stond. Op de kadastrale kaart van 1832 ontwaren wij een winkelhaakboerderij met het huis naar het oosten gericht en de schuur naar het noorden. De rechte hoek wees naar het zuidwesten. Het oude boerenhuis is verbouwd tot stal en berging. Het staat op de kadastrale kaart van 1887 luid en duideijk getekend. De stal en berging is in 1994 afgebrand. De boerderij werd Haanburg genoemd, natuurlijk naar de eigenaar, de familie De Haan. Wanneer die naam in schwung is geraakt, is ons niet bekend, maar uit een briefje van notaris Anske van der Plaats aan B & W van het Bildt van3l mei 1877,blijkt,dat hij de naam gebruikte. “Geeft met verschuidigde eerbied te kennen Anske van der Plaats, notaris te Leeuwarden, eigenaar nom uxore der zathe en landen onder St. Anna-parochie, genaamd ‘Haanburg’, bewoond door Dirk J. Swart, dat de opreden naar de dijk ten noorden dier zathe, dringend herstelling behoeven. Dat hij van voornemen is die te bepuinen en te nivelleeren zoals voor het veilig gebruik noodzakelijk is. Dat hij daartoe mede de toestemming en goedkeuring van uw collegie behoeft. Redenen waarom bij verzoekt (...)“ Enzovoort, Als de voorgevel met het ietwat vooruitstekende gedeelte de gedachte bij u oproept van: hé, dat heb ik elders ook al eens gezien, dan kan dat kloppen. De boerderij Zeldenrust (Roodpad 7, Oudebildtzijl) heeft een bijna identieke voorgevel. Toeval? Neuh, Die boerderij was in de negentiende eeuw ook in het bezit van de familie De Haan, zoals we 7 december a.s. zullen zien, wanneer we Zeldenrust gaan behandelen.

Familie Swart

Het scheelde maar weinig of de mooie stelpboerderij was volledig in vlammen opgegaan. Het Friesch Dagblad brengt ons op de hoogte: “St. Anna-Parochie, 11 januari 1907. Hedenmorgen omstreeks 6 uur brak er brand uit in een houten hok staande tegen de woning en schuur van den gardenier Dirk Johannes Swart aan den Oudebildtdijk onder dit dorp, die zich aanvankeijk dreigend liet aanzien. Een paar honderd hulpvaardige handen slaagden er echter in met emmers water het vuur tot het hok te beperken. Het behoud van het hoofdgebouw is ongetwijfeld te danken aan het vlug en krachtdadig optreden der omwonenden. Het vee, in het gebouw aanwezig, kon daaruit tijdig verwijderd worden, dat het niet door den brand heeft geleden.” De kinderen van Antje Sleeswijk de Haan, de zonen mr. Jan Daniel en IJde van der Plaats bezaten ondertussen huis, schuur, erf en water alsmede 37,589 hectare bouwland op het Oud en Nieuw Bildt. Mr. Jan Daniël van der Plaats en Geertje Kaldenbach en Anske van der Plaats, respectievelijk broer, weduwe en zoon van IJde van der Plaats verkochten huis, schuur enzovoorts en het meeste land (een deel ging naar de Uitwijk) in 1918 aan Johannes Dirks Swart die in mei 1913 zijn vader hier was opgevolgd. Pachter werd dus koper. Hij was getrouwd met Meiltje Jans Lont en zij kregen drie kinderen: Sjoukje, Dirk en Jan. Nadat de kinderen een voor een waren uitgevlogen en de ouders in mei 1939 naar Leeuwarden verhuisden, nam zoon Dirk Swart het bedrijf over. Hij was in 1923 in de gemeente Achtkarspelen getrouwd met Janke Bakker en zij kregen zes kinderen: Johannes, Aafke, Meiltje, Aaltje, Sjouke en Anna. In 1953 behelsde de plaats ruim 27 hectare Oud- en Nieuwbildtland. Vijf jaar later verhuisden Dirk Swart en zijn vrouw naar de Stadhoudersweg. Zoon Johannes volgde zijn vader op. Hij was in 1956 getrouwd met Tjiepke Wever van Franeker. In oktober 1992 werd Johannes Swart opgevolgd door zoon Dirk; vijf generaties Swart in 130 jaar. Dirk en Lucienne Swan wonen er thans nog. De plaats bestaat anno 2005 uit ongeveer 20 hectare op het Oud en ongeveer 30 op het Nieuw Bildt.